Mijn foto
Naam:
Locatie: Belgium

imagineer, creative consultant, auteur

17 oktober, 2006

Doornroosje

Ik heb het foute personage gekozen. Zo. Het is eruit.

Toen de verteller me de synopsis van het verhaal doorbelde, wist ik het nochtans zeker. 'Geef mij maar de raaf,' had ik hem gezegd. Nee. 'Ik ben de raaf,' had ik door de hoorn geroepen. Ik had hem verteld dat dit de rol van mijn dromen, mijn leven, mijn carrière was. Dat ik me één voelde met die zware boodschapper van onheil, die handlanger van het nihilisme...
Het was erover. Dat geef ik nu toe. Maar je kent dat, je wilt een rol, je denkt dat het eigenlijk je enige kans is - die van Doornroosje krijg je toch niet - en dus bijt je je gretig vast in de rotste kluif die ze je toegooien.

De rol zag er ook leuk uit. Mooie zwarte veren, gedistingeerde kop en een trefzekere vlucht. Ah, die vlucht. De woorden van de verteller bezongen het in waar vogelperspectief. Ik hoorde me tussen de klanken opstijgen, tussen de woorden omhoog naar de zinnen, op naar de alinea's, de paragrafen tot ik kon uitkijken over het hele verhaal. Het gaf een gevoel van macht. Ik wist wat de feeën met hun snertvleugeltjes niet wisten; ik begreep wat prins Jan niet kon bevatten; ik besefte waar het om ging: het ging om geld.
Natuurlijk wilde de verteller het daar niet over hebben, want dat past niet in een sproke van dat kaliber, maar voor mij kon hij het niet achterhouden. De woorden tussen de regels, de noten in de marges en de gescheurde resten in de rug van het boek spraken boekdelen... Nu ja, u begrijpt wat ik bedoel.
Het vliegen zelf was natuurlijk ook aangenaam - veel minder zwaar dan ik had verwacht. Ik had vooraf enkele weken getraind met een kolibrie om mijn borstspieren te versterken, maar de rol vergde zo'n inspanning niet. Ik mocht meedrijven op spiralen van adem, inspiratie en vindingrijkheid. Het was makkelijk. Maar juist dat was een afknapper.
Ik had verwacht dat ik een leidende rol zou kunnen spelen, dat ik het personage naar mijn hand zou kunnen zetten. Ik had zulke mooie plannen met de rol.
Weet je, ik heb zelfs leren zingen met kaas in mijn bek. Ik heb bootcamp gevolgd in de Tower in Londen. Ik heb uren op een standbeeld boven de deur gezeten, met één regeltje tekst als mantra.
Maar de verteller heeft het verprutst.

Het begon al met zijn eerste hoofdstuk. In mijn notitieboekje las ik hier over drie concurrerende landen, die allemaal van elkaar afhankelijk waren voor hun textielnijverheid. Als je recht boven het blad hing, had je links het land van koningin Maleficent - bergachtig, slecht voor de wolproductie, vooral leverancier van hout voor spinnenwielen -; rechts het gebied van koning Hubert - droog en met niet veel meer te bieden dan poelen van kleverige vette olie en een handvol pijnbomen -; en in het midden het prachtstuk van koning Stefaan. En daar ging het om: iedereen wilde dat stuk.
Ik had de motieven van alle rollen netjes genoteerd. Ik heb ze zelfs aan de verteller doorgebeld. Maar die wilde niet luisteren. Eigenwijs. Alle handboeken vertellen nochtans dat personages hun eigen leven gaan leiden, maar de verteller dacht dat hij daarboven stond.
Daarom hoor je niets over de laaghartige samenzwering van Hubert en Stefaan om hun rijken samen te nieten en zo Maleficent buiten spel te zetten. Nee, het gaat zogezegd om een doopfeestje! 'En Maleficent is niet uitgenodigd.' Alsof zij daar wakker van lag.
Niks daarvan. Ik kan het weten. Ik was erbij. Maleficent had helemaal geen tijd om luiers te komen bewonderen: de schatkistwichelaar had net voorspeld dat het land in serieuze problemen zou komen na de eenmaking van Huberts en Stefaans rijk, omdat Hubert dan wellicht het hout voor de spinnenwielen zou mogen leveren, zodat het afzetgebied van Maleficent gedecimeerd zou worden. De raadsheren en -dames waren druk voorstellen tot reconversie aan het opperen - het hout gebruiken voor koekoeksklokken, de bossen rooien en er chocokoeien op zetten, bezoekers lokken met hogere, wittere en scherpere bergen - toen ik het antwoord zag.
'Je moet naar het doopfeest!' riep ik.
Maleficent zuchtte.
'Ik denk dat ik nu wel andere dingen te doen heb, vogel.'
'Nee nee, dit is belangrijk. Je moet.'
De minister van Binnenlandse Zorgen, anders een beminnelijke dame met sproetjes en wulpse vlechten, kwam tussenbeide: 'Vogels, majesteit! Het zijn traditiedieren. In de herfst naar het zuiden, in de lente naar het noorden, en tussendoor naar doopfeestjes.' Ik kon de smiley gewoon zien blinken vanaf mijn stek boven op Maleficents troon.
Iedereen gniffelde mee, de koningin ook trouwens. Ze hief haar hoofd naar me op en vroeg ijzig beminnelijk: 'En waarom moet ik, vogel?'
'Omdat je niet uitgenodigd bent, Maleficent.'
'Zou ik dan niet...'
En toen zag ik het haar snappen. Een heerlijk moment is dat voor een raadsvogel. Je vertelt iets. Eenmaal. Tweemaal. Eerst stuit je op stilte, dan wrevel, dan gemonkel, en uiteindelijk krijg je die kleine pauze waarin je cliënt even door je heen staart, de mond open laat zakken, vergeet te ademen en dan knippert en terugkomt met de heerlijkste twee woorden in de consultancybranche: 'Je bedoelt...?'

De rest was smeerkaas. We kozen een mooie jurk, de juiste mantel, een goede entree en de juiste toverspreuk en vertrokken zonder te repeteren naar het feest.
Achteraf beschouwd hadden we beter wel kunnen repeteren, want dan hadden alle feetjes hun onbenullige geschenken al kunnen geven aan die rimpelige baby. Ik heb me trouwens vaak afgevraagd wat Merryweather zou hebben toegevoegd aan de wensen van haar zussen, aan 'schoonheid' en 'zangtalent'. Naaldwerklust? Wielertalent, meer bepaald hardrijden op kasseien? Kusbare lippen? Winst voor het leven? Of de vaardigheid om de was zo te sorteren dat je én economisch én volgens de regels van de kunst een wasmachine kunt vullen?
We arriveerden juist na de twee domme zusjes, spraken onze vloek uit over Aurora en haar spinnenwiel en vertrokken nog voor dat derde piepkuiken haar mond opentrok. En zij bewees haar gebrek aan inzicht meteen door ons gif in een slaapmiddel om te zetten.
Heeft zij even met de mond open gestaan? Zag je Merryweather met de blik op oneindig? Zag je haar slikken en het snappen? Nee, natuurlijk niet. Want ze snapte het ook helemaal niet.
Wij wilden helemaal niemand vermoorden. Wat kon het ons schelen hoe oud die Aurora zou worden. Duizend jaar voor mijn part. Van ons mocht de 'schoonheid' eeuwig 'zingend' de bossen en de bergen doorkruisen en zich uitleven met het geluid van muziek.
Nee, wij wilden alleen dat ze de spinnenwielen zouden verbannen. Want - volgt u me even - geen spinnenwielen, geen textielnijverheid; geen textielnijverheid, kansen voor een ander rijk. En nu Hubert zich met Stefaan geallieerd had - en dus ook met zijn failliet - waren de kansen voor ons.
Merryweather heeft de spreuk compleet verkeerd aangepast. Sterven of slapen waren de kernwoorden niet. Die rol was weggelegd voor het spinnenwiel. Had ze ons een loer willen draaien, dan had ze dat moeten veranderen. Dan zou 'Aurora sterven door een prik van een cactus' bijvoorbeeld en dan zouden alle cactussen uit het land worden gebannen. Dat zou pas irritant geweest zijn.

Een feest hoefde niet, maar een lintje, een eredoctoraat of een kneepje in mijn wang met een stiekem knipoogje had ik wel kunnen appreciëren. Maar wat dacht je? Koningin Maleficent schrapte gewoon alle vergaderingen die we rond de reconversie hadden gepland en ging met vakantie naar de Bahama's. Vluchten voor de stress. Ik begrijp dat wel, maar daarom hoef ik het nog niet leuk te vinden, nietwaar?
Misschien was dat het eerste moment waarop ik begreep dat ik de foute rol had gekozen.
Maleficent was een mooiere rol geweest. Dat zag ik nu. Ik heb het van dichtbij meegemaakt. Onze blijde intrede in de troonzaal is er een voor de overlevering: haar zwarte jurk, die haar figuur zoveel meer eer aandeed dan het verdiende, stak overweldigend af tegen die onnatuurlijke vlammen. Zelfs ik zou er prachtig uitgezien hebben. Misschien zelfs mooier, want mijn kin steekt niet zo ver vooruit.
Ik heb het al geoefend voor de spiegel. Ik zou het met meer pathos hebben gespeeld, met een traantje voor het effect, of juist heel strak, als een zakelijke overeenkomst: 'En als u nu hier, hier en hier - ja, onder het lijntje - even wilt tekenen? Ja, ik begrijp dat u het niet leuk vindt, meneer, maar ik doe ook maar mijn job, nietwaar?'
Of uitdagend. Want dat hoort voor een spiegel.
En bovendien had ik dan op de Bahama's gezeten.

De weken daarna waren een sleur. Niets zo vervelend als raad geven in een land waar alles perfect loopt. Koning Stefaan had zijn bevolking immers niet kunnen verbieden om haar wol aan ons te verkopen, en zelf kon ze niet meer spinnen. We hebben zelfs grensarbeiders moeten aanvaarden omdat we het werk niet meer aankonden.
Eigenlijk hadden we onze buren aangeboden om te verhuizen, maar dat wilden ze blijkbaar niet. Om de een of andere reden leken ze ons ook niet dankbaar voor de kansen die we hun schonken.

En toen


niets.


Het stond niet in het script.
Ik dacht eerst dat de verteller had verzuimd te vertellen wat er tussen de geboorte en de zestiende verjaardag gebeurde, maar dat was niet zo. Hij heeft ons alles verteld: niets. Er gebeurde niets. U weet wat er gebeurt als je heel strak en ingespannen naar een krijtje op een tafelrand kijkt? Wel, dat gebeurde er, maar dan zestien jaar lang: niets.
En geloof me, ik weet waar ik het over heb. Ik heb het niets van voor naar achteren bekeken en weer terug. Het was zo verschrikkelijk dat ik zelfs niet kan zeggen dat de ene dag vervelender was dan de andere, want dat zou al iets geweest zijn. Daar zou ik me aan hebben opgetrokken.
'Aha,' zou ik monter hebben uitgeroepen, 'variatie! evolutie!' En dan zou ik een schema van dagen hebben uitgetekend, nagegaan of er systematiek in zat, of er correlaties te berekenen waren met sterrenbeelden, vogelingewanden of de volgorde waarin de korreltjes door een zandloper vallen.
Maar dat was er niet. Elke dag was een neusdruppel die zich op het topje van mijn neus nestelde, om zich er vervolgens een weg naar de nacht te drogen. We zaten er met zijn allen, ons uiterlijk aan de haak, wachtend tot we opgeroepen zouden worden.

En wie werd er het laatst geroepen?
Alle haken waren leeg toen ik mijn veren één voor één in mijn vel mocht prikken. Iedereen had zijn plaats al ingenomen. Meer nog, ze waren al aan het werken. Dat merkte ik zodra ik opsteeg.
Mijn poten zetten zich niet af op de witte marge van een blad, niet op een hoofdstukpagina of op een kleurige miniatuur. Nee, ik steeg op vanuit een veld van priegelige letters die zich verdomme uitstrekten over meerdere pagina's.
Vergeef me dat ik niet meteen naar Maleficent vloog. Vergeef me dat ik niet meteen stipt op mijn plekje ging zitten. Ik had verdomme ook rechten. Ja, toch?

Ik heb dus getoerd. Tussen de kantelen van vluchtig getekende torens waar koningen en koninginnen huilen. Tussen feeën die plannen smeden. Tussen feeën die prinsessen schaken. Feeën die prinsessen opvoeden als boskonijnen. Feeën die er een zootje van maken.
Maar ook boven, rond die prinses zelf. Schoonheid. Zangtalent.
Ik heb me op een tak in de buurt gezet en gekeken. Niet ruw, maar stil, en met de wimpers weggekruld, opdat de haartjes niet zouden steken. Want ze was mooi. Ik had de verkeerde rol gekozen.
Ik weet trouwens niet wie ze in haar huid hadden gestopt, maar die bracht er in ieder geval niets van terecht. Ik bedoel maar, ze moest een meisje voorstellen dat door drie wereldvreemde lilliputters in een vies bos is opgevoed. In een bos waar geplukt, gejaagd, gezaagd en getimmerd moet worden. Geen smeerkaas, zo'n bestaan. Nog lastiger dan het plakken van een nest, al zeg ik het zelf. En hoe speelt ze het? Met een waspoedernet jurkje en hoge hakjes de boscatwalk op. Betoverend, dat wel. Maar suspension of disbelief? Ho maar.
Het leven is niet eerlijk. Je kiest een rol voor je weet wat je zult worden, en dan, wanneer je eindelijk inziet wie je had kunnen zijn, blijkt dat je eigenlijk niets meer te kiezen hebt.

Ik was behoorlijk nijdig toen ik bij Maleficent aankwam. Maar die was er gelukkig niet veel beter aan toe. Roepen naar soldaten. Schoppen naar katten. Gooien met boterhammen. Bleek dat ze Aurora kwijt was.
'Binnen enkele dagen wordt ze zestien en niemand weet waar ze is!? Weten jullie wel wat voor ramp dat is?'
Dat wisten we niet. Het betekende hooguit dat de spinnenwielvloek zijn beste tijd had gehad, maar de koning kennende zou hij wellicht het zekere voor het onzekere nemen en het spinnenwielverbod in voege laten.
'Hoe hebben jullie haar eigenlijk uit het oog kunnen verliezen?' Die vraag was gericht tot de mensen van de staatsveiligheid.
'We hebben gedaan wat we konden, majesteit. We hebben twee surveillanceteams bij de deur gezet. En dan nog eens twee teams die ze om beurten aflosten. Bovendien patrouilleerden er de hele dag mensen van ons in burger door de straat. Alles volgens het boekje. Maar ze is langs de achterdeur ontsnapt.'
Ik had het zwaard zien aankomen, maar het hoofd van de staatsveiligheid niet. Het rolde de kamer uit.
Maleficent bracht haar gezicht voor mijn bek. Wat was ze mooi als ze kwaad...
'Geen commentaar, vogel. Je bent laat en ik wil geen excuses. Ik wil dat je nu vertrekt en me over precies twee uur vertelt waar dat wicht zit.'
Dat betekende dus twee uur bezigheidstherapie. Mij best, dan hoefde ik het gemopper van de schoonmaaksters niet te horen, die al het bloed van de muren moesten schrobben.

Het is ongelooflijk hoe weinig geheimen een paleis heeft. Als er gezwegen wordt, is dat een aanwijzing; als er luchtig gepraat wordt, nog meer en uit de passen van de mensen die zich door de gangen haasten, kun je een boeiender boek lezen dan onze verteller had kunnen verzinnen.
En onze verteller had het dus weer eens verpest. Dat las ik meteen. Met zijn statige volzinnen, zijn gedrapeerde beschrijvingen en zijn romantische dwalingen was hij erin geslaagd om Maleficent te misleiden. De arme vrouw bleek er immers van overtuigd dat Aurora geprikt moest worden...
'... anders lacht iedereen me uit!,' riep ze toen ik naar binnen vloog, en toen: 'Waar is ze?'
'Om op uw eerste opmerking te reageren, koningin. Ik ken heersers uit verre landen die zich daar niets...'
'Ik woon hier. Ik ben ik. Waar is Aurora?'
Soms is een vraag beantwoorden de makkelijkste manier om aan je verantwoordelijkheid te ontsnappen. En dus heb ik plichtbewust verteld hoe de feeën Aurora die nacht naar het kasteel zouden terugbrengen, dat die meid intussen haar aanstaande had ontmoet, dat dat overigens nog een knap ventje was ook... En meer hoefde ik niet te doen.
Ik weiger dus elke verantwoordelijkheid voor wat toen volgde. Zij heeft het gedaan, op instigatie van de verteller. Zij heeft haar zwarte mantel weer aangetrokken. Zij is naar Aurora's toren gegaan. Zij heeft dat spinnenwiel voor de meid gehouden, maar wel nadat Hij het ding tussen twee bakstenen door het kasteel in had geschreven.
Ik heb niets te maken gehad met het in slaap wiegen van een staat, hoewel ik moet toegeven dat het er beter uitzag dan ik had vermoed. Ik geef ook toe dat ik even heb overwogen om Maleficent er een pretpark van te laten maken. Het zou zeker publiek trekken en een leuk uitstapje vormen voor onze bezoekers wanneer die de bergen beu waren.
Ook het gevangennemen van prins Filip was niet mijn idee. Dat hoefde niet, want de idioot wist niet eens wat er aan de hand was, dat hij iemand moest en kon wakker kussen. Dus wat doet Maleficent? Ze vangt de knul en vertelt hem alles.

Nee, ik ben niet hypocriet. Ik weet dat ik heb meegelachen toen Maleficent Filip belachelijk maakte en zwoer dat ze hem honderd jaar zou laten slapen. Maar wat zou u gedaan hebben in mijn plaats? Zoveel koningen waren er niet meer over om voor te gaan werken, nietwaar? Ik deed gewoon mijn job.
Dat wilde ik die knappe Filip trouwens gaan vertellen toen ik die lilliputters bij hem vond. De smerige teven maakten hem los.

Toen besefte ik het helemaal. Ik had de foute rol gekozen. Wit begint en wint. Mijn zwarte koningin zou vallen.
Maar niet voordat ik mezelf had opgeofferd. Niet dat ik haar wilde verdedigen, maar het is mooier tot het einde in iets te geloven dan zacht jankend ten onder te gaan.
Ik vertel dit dus met vertraagde beelden in fa mineur: hoe ik me nog haastte om de soldaten te halen, hoe mijn aanvallen werden afgeslagen, hoe ik werd bestookt, belegerd en verslagen en met mijn laatste krachten mijn koningin kon verwittigen.
Ja, laat de zonsondergang het scherm kleuren - de kunst van het falen in de lucht geschilderd - terwijl Filip zich naar Aurora haast en Maleficent haar drakenjurk aantrekt. Haar doodskleed.
Het trage slaan van haar vleugels. Ooit had ik gewenst dat ik die naast me zou horen als we uitvlogen, maar nu hoorde ik geen beloftes of dromen van vrijblijvende woorden. Met elke vleugelslag kwam het einde naderbij, onafwendbaar als een schaakspel dat verkeerd is ingezet.

Ik heb de foute rol gekozen.