Mijn foto
Naam:
Locatie: Belgium

imagineer, creative consultant, auteur

17 oktober, 2006

En toen was er feest

In het begin was het woord. Drie woorden om precies te zijn. Ik herinner me het nog goed, want ik stond naast Gabriël toen hij ze sprak.
“Ik verveel me.”, zei hij.
Dat dachten we toen allemaal, maar niemand had het ooit gezegd. We hadden er de woorden niet voor. Maar toen hij ze sprak, voelden we ze gewoon. Hij had gelijk. Al sinds we waren geschapen, wisten we dat er wat schortte, maar niemand kon er zijn vinger op leggen. Er was ook niets om je vinger op te leggen, want er was helemaal niets. In het begin was er niets. Behalve wij dan. En God.
God was een toffe meid, begrijp me niet verkeerd. Tenslotte had zij ons gemaakt. Gevormd uit pure gedachten, wat een behoorlijke stunt was. Maar verder wist ze niet wat ze met ons moest aanvangen of zelfs dat ze ook maar iets met ons moest aanvangen. Wat ik uiteindelijk wel best kan begrijpen. Haar gedachten waren zo boeiend dat ze er de hele dag mee kon vullen. Dat dat bij ons niet zo was, kon ze nauwelijks hebben ingeschat. En omdat wij niets zeiden, zat ze er dus helemaal niet mee.
Dus hingen we maar wat rond. Ja, staan konden we niet, er was niets om op te staan. Ik ben ook niet zeker dat we ‘rond’ hingen, want we zagen ook niets. Het was er zelfs niet donker. Er was helemaal niets. Geen patience, geen heruitzendingen van een of andere soap. Gewoon niets.
Tot Gabriël die drie woorden sprak, dus.

God was behoorlijk van haar theewater toen ze dat hoorde.
“Hoe bedoel je?”, vroeg ze, waarmee ze het totaal aantal woorden meteen verdubbelde.
“Nou, gewoon.”, zei Gabriël, “wat ik net zei. Ik verveel me. Wat mot ik hier eigenlijk?”
Nu ken ik God niet zo intiem, maar dit was toch niet de manier om haar aan te spreken. Dat voelde ik tot in mijn kleinste teen. Nu zou het gaan donderen, dacht ik. En ik kneep mijn ogen al dicht om niets te moeten zien. Achteraf had ik ze dus net zo makkelijk open kunnen houden, want er was niets te zien.
De stilte bleef maar duren. Eén van de engelen heeft me nadien verteld dat het zeker 865 eeuwen lang stil bleef. Hoe die dat heeft berekend, weet ik eigenlijk niet. Ik moet dat zeker eens navragen.

Maar toen brak God de stilte als een hostie boven de wijn: “Doe er dan wat aan. Verveling is een state of mind, geen werkelijke toestand.” Ze had dus besloten om ons zelf de verantwoordelijkheid te geven en in één klap had ze ook nog eens een tweede taal verzonnen.
Gabriël boog beleef, zo stel ik me voor, en riep ons bijeen. Een spervuur van woorden werd het. De hele dikke Van Dale in hapklare porties. Hij had er al een tijd over nagedacht, zei hij, en het was hem helemaal duidelijk: we moesten een feestje bouwen.
“Feesten”, zo legde hij ons uit, “is de essentie van het leven proberen te vatten in een korte gebalde tijd. Op één en hetzelfde moment ga je eten en drinken, samen zijn, je veilig voelen, je emotioneel uiten én een culturele ervaring opdoen. De hele Maslowhiërarchie van wezenlijke behoeftes in één stevige hap.” We begrepen er niets van, maar het klonk lekker. Dus zeiden we dat we meededen.

Iedereen mocht zeggen wat hij op het feest wou. Raphaël wou dat er eten was, Uriël wou muziek, ik had graag een warm vuur gehad en Michaël vroeg of er voor hem ook een klein draakje bij kon. Zo waren we wel eeuwen bezig tot we een universum-omspannend lijstje hadden.
“Schitterend”, zeiden we allemaal en we klopten elkaar op de schouders. Wat hadden we dat mooi voor elkaar gekregen. We hadden de woorden nog maar uitgevonden en we hadden er al een leven mee vol gekletst. We lazen het na, begonnen het wat te ordenen naar voorkeur en schrapten een paar slechte invallen zoals glitterballen en discomuziek. We discussieerden een hele tijd over wat bovenaan moest staan, maar uiteindelijk vonden we het. Het belangrijkste, dat wat het feest pas echt feest zou maken, kwam op de eerste plaats.
Maar wat nu? Het woord was het begin, maar het kon toch het einde niet zijn? Nu moest er actie worden ondernomen.
Ik durf te zeggen dat ik toen het initiatief nam. Uriël zegt wel dat hij het was, maar vraag het maar aan Raphaël: ik was het die tot bij God stapte om even over het vervolg te brainstormen. Je moet weten dat er vóór ons nooit iemand een feestje had gebouwd, dus hoe konden wij weten wat je doet nadat je je verlanglijstje hebt opgemaakt.

“Luci”, zei God, die blij was dat we haar enkele eeuwen met rust hadden gelaten, “ik ben in een prima bui vandaag. Zeg me wat jullie willen en ik maak het voor jullie. Ik ben even jullie persoonlijke technische dienst. Zeg maar op.” En toen gaf ik haar de lijst.
God slikte. Ze las en las en bleef maar lezen en toen vroeg ze: “Ben je zeker dat je niet gewoon een lekkere taart wil? Ik heb net een zeer mooi idee van twee banden biscuit met daartussen wat fruit en slagroom en hagelslag langs de zijkanten met wat fijne marsepeinen figuurtjes boven. Best aardig, hoor. Heel chique en als ik dieetroom gebruik, wat ik gisteren heb bedacht, is het niet eens slecht voor de lijn. Echt iets voor jou, Luci.” Maar ik schudde mijn hoofd.
“O.k., dan.”, zuchtte God. “Maar je mag niet alles tegelijk verwachten. Keulen en Aken zullen ook niet op één dag gemaakt worden.” Wist ik veel waar zij het over had, maar ik liet haar uitspreken. “Zeg maar, waarmee begin ik?”
Gabriël sprong me bij. “Het bovenste van het lijstje”, wist die. “Daar begint alles mee. Dat is gewoon de kern van elk feest. Als we dat mis hebben, mogen we ’t vergeten. Daar vang je de geest en de sfeer mee.”
God browste naar boven, bekeek het woordje en gaf hem gelijk. “Ja”, zei ze, “daar zou je wel eens gelijk kunnen hebben. Laten we dat maar doen.”
Ze haalde even diep adem, keek nog eens naar het woord zodat ze het niet fout zou hebben...
En toen sprak God: “Er moet licht zijn.”
En er was feest!