Mijn foto
Naam:
Locatie: Belgium

imagineer, creative consultant, auteur

17 oktober, 2006

Tot in de details

Jacob Grimm keek van zijn blad op toen Friedrich binnenkwam. Hij begon alvast te glunderen want de jongen was werkelijk de aanwinst van het kantoor. Zijn zin voor initiatief, zijn doorzicht, zijn ongebreideld... Jacob stopte. Er was iets fout. Friedrich bleef in de deuropening staan met zijn lippen tussen zijn tanden, zijn handen op zijn rug.
Met een flinke por ramde Wilhelm Grimm de jongen de kamer in.
“Weet je wat die idioot van jou nu weer heeft uitgespookt?”
“Rustig, Wilhelm. Ik ben zeker dat het een misverstand is.”, schrok Jacob, angstig naar Friedrich starend, die nu tot bij het bureau was gekomen. “Wat is er aan de hand?”
“Hij heeft een U-17 verstuurd voor het geboortefeest.”

Jacob was verstomd. Dit was schitterend, briljant zelfs. Wat een onwaarschijnlijke zet om een U-17-uitnodiging te versturen ter gelegenheid van een geboortefeest. Het was een van de mooiste concepten die hij en zijn broer ooit hadden uitgedacht. Hij wist het nog perfect. Ze hadden het op een dinsdagmorgen in mei verzonnen, toen de zon op een ongeëvenaarde wijze de kunst van het geboren worden in de lucht had geschilderd. En om net die uitnodiging voor dit feest te kiezen... Dat was geniaal. Hij sprong op om Friedrich te omhelzen.Zijn zoon.
“Je weet toch wat dit betekent?”, siste Wilhelm die de volle breedte van de deuropening wist te vullen.
“Tuurlijk.”, wist Jacob met tranen in de ogen: “Iedereen zal komen. Man en vrouw zullen ontroerd, gegrepen en geëmotioneerd zijn. Geen mens zal kunnen weigeren.”
“Juist, en geen kaart zal verloren gaan tussen de spleten van de houten vloer, want het zijn doosjes.”

Zelfs de stilte hield zijn mond. Jacob hield het tafelblad vast en zakte even traag in zijn zetel als het begrip bij hem binnensijpelde. Friedrich slikte en keek om zijn vader heen alsof hij hem met zijn ogen wou uitknippen.
“Zijn ze de deur al uit?”, herpakte Jacob zich.
“Ja.” Wilhelm kwam dichter, duwde de jongen opzij en zette zijn vuisten op het bureau. Slikkend knipperde Jacob even met zijn ogen. “Ze zijn zelfs verstuurd per wolk, en” – Jacob flitste trots even naar zijn zoon – “en er zit geen enkele fout in het bestand. Ze heeft hem dus zeker gekregen, dankzij dit stuk onbenul.”
“Ik dacht...”, zei Friedrich nu ook.
“Wel dan dacht je verkeerd. De boze heks mag de brief niet krijgen, want dan pas wordt ze boos. En als ze niet boos is, dan is ze ‘a. Per definitie geen boze heks’ en ‘b. Zal ze Doornroosje niet vervloeken.’ En wat betekent dat? Geen verhaal. Geen uitgaven. Geen royalties. Geen brood op de plank.”
“Kunnen we de wolken niet terugroepen?” Jacob haalde zijn postduif uit zijn zak.
“Nee. Ze zijn al aangekomen.”
“Een annulatiebericht sturen?”
“De gasten zijn al onderweg.”
“Nu al??”
“U-17.”
“Juist, ja.”

Jacob en Wilhelm kamden hun verbeelding uit. In een recordtempo probeerden ze zich de meest wansmakelijke scenario’s voor de geest te halen om de heks toch maar zo woedend te maken dat ze zich allesbehalve welkom zou voelen. Nukkige bediendes, jas fout weg laten hangen, saus op haar mooiste kleed, een foute zin in de speech, misschien een gesmaakte toespeling op haar wrattige neus. Maar ze veegden deze invallen meteen weer van tafel. Ze wisten immers dat het feest perfect zou verlopen, want daar hadden ze zelf voor gezorgd. Dergelijke rotzooi kwam gewoon niet voor. Alleen de uitnodiging hadden ze uit handen gegeven. De uitnodiging... en de reminder!
Tegelijk keken ze Friedrich aan: “Wat geef je de mensen mee als ze weggaan?”
Friedrich lachte schaapachtig.
“Een G-259?”, vroeg hij meer dan hij zei.
Wilhelm tolde op zijn hielen. Jacob liet zich achterover vallen in zijn zetel en sloeg zijn ogen jammerend dicht. Hij zag het zo scherp en pijnlijk voor zich: de zwartgeklede, vertederde heks die het kasteel dolgelukkig verliet. Met tegen haar borst een wit klein roosje. Dat ‘mama’ zei als ze het aaide.